Willem Ritstier: Gewoon zitten en beginnen
Het is een zeldzaamheid: dit jaar gaat de prestigieuze Stripschapprijs niet naar een striptekenaar, maar naar een scenarist. Willem Ritstier krijgt de oeuvre-award voor zijn scenario’s van strips als Zodiak, Nicky Saxx en Soeperman. Maar de man die soms simultaan strips schrijft vindt zichzelf erg lui.
Het is niet eenvoudig om dezer dagen een afspraak te maken met Willem Ritstier. Zijn agenda zit bomvol. Door het winnen van de Stripschapprijs is er veel media-aandacht en wil iedereen hem spreken. Ondertussen ontwerpt hij ook wenskaarten en is hij bezig met een graphic novel over het overlijden van zijn vrouw.
De Stripschapprijs voor jou als scenarist, is dat extra bijzonder?
‘Ik teken meer dan ik schrijf. Nu maak ik nog kans op een tweede prijs voor mijn tekeningen, haha. Maar dat tekenen doe ik vooral voor wenskaarten, ik heb inderdaad veel meer strips geschreven dan getekend. En het wordt tijd dat de scenario’s eens in het zonnetje worden gezet. Er zijn mensen die denken dat je alleen maar de teksten bij de plaatjes zet.’
Hoe zou jij het dan omschrijven?
‘Het is het startpunt, zonder goed verhaal geen goede strip. Bij mij is het: de strip begint, je moet je veiligheidsriem omdoen en gaan.’
Overleg je veel met tekenaars?
‘Dat wisselt. Je hebt tekenaars die je een scenario stuurt, en dat werken ze uit. Sommigen kunnen dan weer eindeloos door discussiëren over het scenario. Dat vind ik prima, maar er moet wel een punt zijn waarop je knopen doorhakt. We zitten eigenlijk nooit bij elkaar, het gaat vooral via de mail. Ik ben vrij solistisch.’
Hoe ontstaat een verhaal?
‘Tja, hoe ontstaat dat? Het komt gewoon hier.’ (Ritstier wijst naar zijn hoofd.) ‘Ik ga gewoon zitten en beginnen. Mijn vader vertelde vroeger verhaaltjes, zo is het geboren.’
Je was dertig jaar lang een vast duo met tekenaar Minck Oosterveer, totdat hij in 2011 bij een motorongeluk om het leven kwam. Wat mis je het meest aan die samenwerking?
Het blijft even stil. ‘Wat een moeilijke vraag. Hier heb ik eigenlijk nooit echt over nagedacht. Als je dertig jaar samenwerkt ben je wel heel erg op elkaar ingespeeld. Hij was zo’n tekenaar waarbij je iets opstuurde en hij werkte het gewoon uit, en goed ook. Ik ben wel een heel andere richting uit gegaan na Minck. Maar twee jaar daarvoor was ik mijn vrouw verloren, en dan heb je eigenlijk weinig plek voor ander verdriet. Dat is heel apart.’
Over de ziekte en het overlijden van je vrouw maak je nu een graphic novel: Will's kracht. Dat moet wel zwaar zijn?
‘Ja, dat is het ook wel. Maar ik vind dat ze niet vergeten mag worden. En ik wil ook de idioterie in de medische wereld laten zien. Ze doen maar wat. Ze doen een gok, want er zijn zoveel verschillende soorten kanker. Zij weten ook niet precies hoe ze die moeten bestrijden.’
Ritstier staat op en pakt zijn iPad om een paar fragmenten van zijn graphic novel te laten zien. Het zijn tekeningen in een heel grafische stijl, zonder veel opsmuk en details. Wat opvalt zijn de heldere, felle kleuren en het feit dat de personages geen gezichten hebben.
Ritstier: ‘Het wordt ondanks alles geen somber verhaal, dus wilde ik juist met sprankelende kleuren werken. Ik heb geen gezichten getekend, omdat de emotie uit de houdingen moet komen. En het geeft een beetje afstand, het zou anders al gauw te karikaturaal worden. Ik heb er nu ruim zes jaar aan gewerkt, over een maand of vier is het af.’
Hij legt de iPad weer weg en gaat me voor naar zijn werkkamer, een ruime zolderverdieping waar naast de flinke boekenkast vol met stripboeken de enorme stapel cd’s opvalt. Uren en uren muziek, allerlei genres door elkaar, die Ritstier ook gewoon op zet als hij verhalen schrijft. Zolang het maar geen Nederlandstalige muziek is, stoort het hem niet in zijn concentratie. Aan de wand een hele rij wenskaarten, die hij ontwerpt onder het pseudoniem Bill Risty.
Als je zou moeten kiezen tussen strips en wenskaarten, wat zou je dan kiezen?
Zonder enige aarzeling: ‘Wenskaarten. Dat is het allerleukste wat er is. Je moet een heel verhaaltje maken op twee plaatjes. Je moet elke keer op twaalf bij zeventien centimeter iets nieuws uitvinden en goed rekening houden met de doelgroep. Niet dat ik mijn werk voor strips zou willen laten vallen en helemaal voor de wenskaarten zou willen gaan. Ik vind juist de afwisseling leuk. Maar als je me vraagt te kiezen, kies ik voor wenskaarten.’
Wat zijn de plannen voor de toekomst?
‘Gewoon leuke avonturenstrips maken. Ik ben vanwege de Stripschapprijs hoofdredacteur van Stripglossy nummer vier, waar ik ook een strip voor maak. Ik werk aan een gangsterstrip die speelt in de jaren dertig, samen met Fred de Heij. En met Romano Molenaar maak ik een hommage aan Trunk, een strip van Minck Oosterveer en mij. Maar ik vind mezelf erg lui.’
Lui? Je schrijft talloze scenario’s, tekent zelf strips, maakt wenskaarten, en langs de trap naar zolder staan zelfs canvasdoeken van jouw hand. Duizendpoot zou een betere benaming zijn.
‘Als ik terugkijk denk ik inderdaad wel: wat heb ik veel gemaakt. Ik heb laatst twee strips simultaan geschreven. Dan werkte ik aan een pagina van de ene strip, en als ik het even niet meer wist ging ik verder met de andere. En dan weer terug naar die eerste. Leuk om te doen, maar je moet je hoofd er wel erg goed bij houden.’
Zullen we het dan maar bij duizendpoot houden?
‘Ik zou me eigenlijk eens een tijdje moeten concentreren op één ding. Maar ik vind gewoon alles leuk.’
Dit artikel is eerder verschenen in de Boekenkrant.